Door heel Europa heen zit de sociaal-democratie in de versukkeling. Meer dan welke andere politieke stroming ook lijkt ze te lijden te hebben van de toenemende aantrekkingskracht van populistische partijen. In Nederland manifesteert zich dat in de teloorgang van de PvdA. Bij de laatste Tweede-Kamerverkiezingen boekte ze het slechtste resultaat in haar geschiedenis en bij de recente gemeenteraadsverkiezingen tekende zich nauwelijks echt herstel af.
Dat de sociaal-democratie last heeft van het populisme, lijkt vreemd, want de meeste populistische partijen bevinden zich aan de rechterkant – en niet zelden de uiterste rechterkant – van het politieke spectrum. Hoe heeft het kunnen gebeuren dat kiezers die ooit hun stem aan een linkse partij gaven, zich nu aan de rechterkant van het politieke spectrum bevinden?
Analyses van de aanhang van populistische partijen laten zien dat die hun stemmers voor het overgrote deel uit het lager opgeleide en lager betaalde segment van de bevolking betrekken. Ze hebben met succes de indruk weten te wekken dat ze opkomen voor de belangen van de ‘kleine man’ en in hun stellingnames lijken ze niet zelden in de buurt van linksgeoriënteerde – vaak eveneens nogal populistische – partijen uit te komen, ook al laat het concrete stemgedrag vaak iets anders zien. Belangrijker is in dit verband dat ze vanouds sociaal-democratische kiezers ervan hebben weten te overtuigen dat hun belangen bij hen in betere handen zijn, omdat zij opkomen voor de traditionele aanhang van de sociaal-democratie: de witte arbeider.
Het is de kaart van de identiteit die sociaal-democratische partijen kwetsbaar maakt. Want naarmate de emancipatie van de arbeider voortschreed, verschoof de aandacht van zulke partijen naar (etnische) minderheden, wier positie net zo kwetsbaar was als vroeger die van de witte arbeider. Dat was zo in de tijd dat er nog gesproken werd over ‘gastarbeiders’ en dat is niet substantieel veranderd in deze tijd, nu de ‘gastarbeider’ heeft plaatsgemaakt voor de ‘allochtoon’ of de ‘Nederlander van allochtone afkomst’.
Terwijl vroeger de gastarbeiders geen Nederlands staatsburger waren en dus geen stemrecht hadden, wonen veel allochtonen nu al bijna hun hele leven hier of zijn hier zelfs geboren. Daardoor hebben ze stemrecht en daarmee zijn ze een factor van politiek belang geworden. In Nederland heeft de PvdA zich altijd voor hen ingezet en dat heeft ertoe geleid dat het overgrote deel van de allochtonen de PvdA zijn stem gaf. Maar inmiddels zijn er onder allochtonen twee ontwikkelingen merkbaar die tot spanningen met de PvdA hebben geleid.
Er zijn in allochtone kring steeds meer hoger opgeleiden gekomen. Die zijn geëmancipeerd en dus mondiger en assertiever geworden. Ze nemen er geen genoegen mee dat de PvdA voor hun economische belangen opkomt, maar willen zelf meepraten en meebeslissen. Dat heeft zijn weerslag gevonden in een groeiend aantal allochtonen op kandidatenlijsten van de PvdA voor gemeenteraden, Provinciale Staten en de Tweede Kamer. Maar dat levert wel de nodige spanningen op.
Die hebben te maken met cultuur en religie. Het groeiende zelfbewustzijn van allochtonen heeft ertoe geleid dat ze opkomen voor de gelijkberechtiging van hun cultuur, inclusief elementen die in meerdere of mindere mate afwijken van wat in Nederland gebruikelijk is of was. Daar zit ook een religieuze kant aan. Een belangrijk deel van de allochtonen in ons land, en waarschijnlijk de meerderheid van die allochtonen, die zich altijd bij de PvdA hebben thuisgevoeld, is aanhanger van de islam. Niet voor iedereen is die religieuze overtuiging even belangrijk, niet iedereen wil die laten doorwerken in zijn politieke stellingnames en bovendien is de islam bepaald geen koekoek één zang. Maar er is onmiskenbaar sprake van een toenemend religieus bewustzijn en van de overtuiging dat daarvoor binnen de Nederlandse samenleving en ook binnen een partij als de PvdA ruimte moet zijn. In de praktijk valt dat toch vaak tegen.
Een bondgenootschap tussen een seculiere partij en moslims, die waarde hechten aan hun religie, is ook alles behalve natuurlijk. Weliswaar speelden christenen een niet onbelangrijke rol in de vroege geschiedenis van de PvdA, toen die vlak na de Tweede Wereldoorlog zich omvormde van SDAP tot PvdA (de zogenaamde ‘doorbraak’), maar in de loop van de geschiedenis zijn ze steeds minder zichtbaar geworden. Vooral de opkomst van Nieuw Links heeft een belangrijke rol gespeeld in de verdere secularisering van de PvdA. De partij heeft geen affiniteit met religie en voelt zich dus ongemakkelijk bij uitlatingen en activiteiten van partijleden en haar vertegenwoordigers in politieke organen, waaruit een religieuze, tegenwoordig vooral islamitische, overtuiging naar voren komt.
De PvdA zit nu in feite tussen hamer en aambeeld. Aan de ene kant wil ze de stem van de allochtonen niet verliezen, aan de andere kant voelt ze de hete adem van de populistische partijen in de nek, die haar verwijten de belangen van de witte gewone man op te offeren aan die van mensen, die – naar hun overtuiging – hier hooguit te gast zijn en zich moeten assimileren in wat door hen als ‘de Nederlandse cultuur’ wordt beschouwd.
Voor de sociaal-democratie is het meest problematische dat rechts-populistische partijen steeds meer de politieke discussie bepalen. Ze hebben een substantieel deel van de kiezers wijsgemaakt dat de problemen, waarmee ze geconfronteerd worden, te wijten zijn aan de aanwezigheid van allochtonen. Niet alleen wordt vrijwel elk concreet probleem – of het nu om werkgelegenheid, gezondheidszorg of huisvesting gaat – in direct verband gebracht met wat men presenteert als het ‘voortrekken’ of ‘pamperen’ van allochtonen. Die problemen, die vrijwel door niemand worden ontkend, worden omgemunt tot een algemeen gevoel van onvrede, waardoor men zich niet meer thuis voelt in ‘eigen’ land. Dat kan worden samengevat in de bekende slogan “eigen volk eerst” en het spreken over “echte Nederlanders”.
En, naar goed sociaal-democratisch gebruik, zijn er altijd wel partijleden – prominent of minder prominent – te vinden, die bereid zijn nog wat zout in de wonden te wrijven. Neem nu zo’n stuk als op 8 april j.l. in de Volkskrant verscheen. De schrijver, Wimar Bolhuis, wordt gepresenteerd als econoom, bestuurskundige en PvdA-lid. Dat laatste zou je niet zeggen, als het er niet bij stond. Want zijn betoog wijkt niet fundamenteel af van wat in de rechterkant van het politieke spectrum gemeengoed is. De maatschappij raakt steeds meer in het ongerede – politiek, economisch, sociaal en cultureel – door de toestroom en aanwezigheid van mensen die er een andere cultuur op na houden dan onder ons gebruikelijk is.
Maar met dat laatste beginnen al direct de problemen. De schrijver vindt het niet nodig het begrip ‘cultuur’ nader te definiëren en spreekt onbekommerd over ‘culturele groepsnormen’. Hij legt niet uit wat hij daaronder verstaat, waarschijnlijk omdat hij er van uitgaat dat die algemeen bekend zijn. Dat is hoogst twijfelachtig. Want als hij over ‘groepsnormen’ spreekt, geeft dat al aan dat het om een groep gaat. Maar welke dan? Ik vermoed dat hij de gezeten witte bevolking bedoelt. Nog afgezien daarvan dat de ‘Nederlandse cultuur’ meer omvat dan die van de witte burgers, lijkt hij van mening dat die laatste verbonden worden door een gemeenschappelijke cultuur met daaraan verbonden normen en waarden. Daar wreekt zich dat hij niet nader specificeert wat hij onder ‘cultuur’ verstaat. Het is een achterhaald idee dat er zoiets als de Nederlandse cultuur zou bestaan. Daarvan is allang geen sprake meer. Die gemeenschappelijke cultuur is teloor gegaan al vèr voor hier mensen uit andere culturen hun opwachting maakten. Wellicht moeten we zelfs zeggen dat er nooit een gemeenschappelijke cultuur geweest is. Tot de jaren ’80/’90 van de vorige eeuw werd de Nederlandse samenleving gekenmerkt door de verzuiling. Zeker in de eerste helft van de 20e eeuw waren de contacten tussen degenen die tot verschillende zuilen behoorden, nogal beperkt. Die contacten waren er vooral aan de bovenkant van die zuilen, tussen de respectievelijke politieke en maatschappelijke ‘leiders’.
Het is waar dat er bepaalde gemeenschappelijke waarden bestonden, maar die zijn vooral sinds de jaren ’60 aan sterke erosie onderhevig geweest. Dat is niet het gevolg van de instroom van gastarbeiders of later vluchtelingen en asielzoekers, maar vooral van de secularisatie en de culturele revolutie van de jaren ’60. De culturele versplintering is vrijwel geheel van Nederlandse, autochtone makelij.
Nu kun je zo’n stuk naast je neerleggen omdat het betoog grotendeels gebaseerd is op een misverstand. Maar dat zou niet terecht zijn. Het stuk laat namelijk zien hoezeer de rechtse populistische partijen er in geslaagd zijn het politieke discours naar eigen smaak te hervormen. Bolhuis stelt dat de solidariteit van de ‘sociaal-voelende middenklasse’, die eigenlijk bij de PvdA thuishoort, grenzen kent. “Want solidariteit kost belastinggeld en in ruil vraagt men bescherming van economisch en cultureel groepsbelang. Daarom wil deze middenklasse niet solidair zijn met uitkeringsfraudeurs of werkweigeraars. Of met onverbeterlijke straatschoffies of mensen met onderdrukkende culturele gebruiken. Ook wil men niet solidair zijn met publiek op te vangen gelukszoekers, terwijl de eigen familie geen huis kan krijgen. De middenklasse wil dat de politiek haar in deze situaties beschermt.”
Ook al noemt hij geen namen, het is uit het verloop van het betoog volstrekt duidelijk dat hij doelt op allochtonen van Marokkaanse en Turkse afkomst en in het algemeen mensen die de islam aanhangen. Die worden generaliserend weggezet als uitkeringsfraudeurs en werkweigeraars. Dat is wat rechts-nationalistische krachten in politiek en samenleving ons willen laten geloven. In feite is uitkeringsfraude niet cultureel gebonden en komt die onder alle bevolkingsgroepen voor. Bovendien vormt het slechts een klein deel van de fraude waarvan de Nederlandse samenleving de nadelen ondervindt. Zowel procentueel als in geld uitgedrukt is belastingfraude aanzienlijk omvangrijker en schadelijker. Maar daar heeft het rechtse segment van het politieke spectrum dan weer aanzienlijk minder moeite mee. Van werkweigering kan pas gesproken worden, wanneer iedereen gelijke kansen op de arbeidsmarkt heeft. Daarvan is echter geen sprake, zoals niet lang geleden uit een reportage over uitzendbureaus bleek. Zelfs het vinden van een stageplaats is voor jongeren met een allochtone achtergrond al een aanzienlijk groter probleem dan voor hun witte leeftijdgenoten.
“Zorgen dat migranten geen Nederlands leren, moslims hun kinderen autoritair opvoeden, islamitische mannen hun vrouwen onderdrukken en de Arabische leefwijze onverenigbaar is met de Nederlandse leefwijze zijn dominant.” Of die zorgen dominant zijn, moet eerst bewezen worden. Dit lijkt vooral een rechts-nationalistische ‘frame’. Dat migranten Nederlands leren is van groot belang, maar dat wordt hun niet bepaald gemakkelijk gemaakt. Of moslims hun kinderen autoritair opvoeden, gaat de samenleving als geheel niets aan, evenmin als de autoritaire opvoeding in niet-islamitische milieus. Dat islamitische mannen hun vrouwen onderdrukken wordt als feit gepresenteerd, maar is in werkelijkheid een mening. Wat onderdrukking is, hangt ervan af welke opvatting over de verhoudingen binnen het huwelijk je hebt. En daarover lopen in Nederland de meningen uiteen, ook onder autochtonen.
Het spreken over de ‘Nederlandse leefwijze’ laat precies zien waaraan het hier schort. Die levenswijze bestaat namelijk niet. Normen en waarden zijn niet nationaal van aard, maar vloeien voort uit een levens- en wereldbeschouwing. Er zijn christelijke, joodse, islamitische en boeddhistische normen en waarden, en vast nog veel meer. Die krijgen – op grond van en binnen de grenzen van de wet – alle ruimte binnen de Nederlandse samenleving. Als iets kenmerkend is voor de Nederlandse cultuur is het de wil en het vermogen om het – met alle, soms fundamentele, verschillen – met elkaar te rooien en elkaar zoveel als mogelijk is de ruimte te geven.
Alle partijen – christelijk, sociaal-democratisch en liberaal – zouden zich daarvoor moeten inzetten. Aan een PVVdA heeft Nederland echt geen behoefte.